In Utrumque Paratus
9. Niemand wil oorlog of ruzie. Want oorlog doodt ons lichaam en ruzie doodt onze geest. Zo kan men alleen de vrede beogen, en is men veroordeeld, tot strijder, om de waarheid op te dringen, en tot verdediger, om de waarheid veilig te stellen. Want zou men alleen oorlog kunnen beogen, stelt men de waarheid niet veilig als strijder, en dringt men de waarheid niet op, als verdediger. Zo is er geen mens, of hij haat het om slaaf te zijn, gelijk er geen mens bestaat, die het heerlijk vindt te overheersen. Zo verruilt men de werkelijkheid, met het ideaal. En zo kijkt men naar toneel, waar een gerechtvaardigde oorlog voert, in de hoop dat deze zal overwinnen. En zo kijkt men naar toneel, waar onrechtvaardige personen oorlog voeren, in de hoop dat deze gestraft zullen worden. Door het ontbreken van een oorzaak, wordt de geacteerde oorlog of ruzie van haar natuurlijke stompzinnigheid ontdaan. Zo vindt men vrede als toeschouwer, en is men onverwacht slachtoffer van de werkelijkheid. Wie wil oorlog als hij op het toneel is, en ovaties in ontvangst neemt, en wie wil geen vrede als hij toeschouwer is, en ovaties moet maken? Men moet wel stompzinnig zijn, om te geloven dat de fictie de waarheid is, en geloven dat de waarheid een utopie is. Zo moet men wel de werkelijkheid voor reëel aannemen, en daar een zekere waarheid in zien, om voor deze te kunnen strijden of om deze te moeten verdedigen.
0 reacties:
Post a Comment